De meest genoemde en meest doorslaggevende argumenten die gehanteerd worden om de fiets op een bepaald moment te verkiezen boven de auto zijn (in volgorde van belangrijkheid):
1. fietsen is gezond
2. fietsen is leuk
3. fietsen is goed voor het milieu
4. met fietsen kom ik snel door het verkeer heen
5. ik kan mijn fiets veilig stallen
6. fietsen is makkelijk (ik hoef dan geen parkeerplaats voor de auto te zoeken)
Opvallend is de positieve houding ten opzichte van fietsen: in de situaties dat de fiets wordt verkozen boven de auto, is deze keuze met name gebaseerd op de positieve gevoelens die fietsen geeft (gezond, leuk, iets bijdragen aan de maatschappij). In tweede instantie is die keuze in die situaties gebaseerd op de instrumentele waarde van fietsen (het is een snelle manier om van A naar B te komen) en pas in laatste instantie is de keuze voor de fiets gebaseerd op het vermijden van de negatieve aspecten van autorijden (zoals het zoeken naar een parkeerplaats voor de auto).
“Ik neem de auto omdat die comfortabel is en het me makkelijk wordt gemaakt wat betreft parkeren”
De meest genoemde en meest doorslaggevende argumenten die gehanteerd worden om de auto op een bepaald moment te verkiezen boven de fiets zijn (in volgorde van belangrijkheid):
1. het is slecht weer
2. ik kan makkelijk/gratis parkeren met de auto
3. ik vind de afstand te ver om te fietsen
4. de auto is comfortabel
5. ik vind het niet prettig in donker te fietsen
6. ik moet naar meerdere bestemmingen en heb weinig tijd
7. ik moet veel spullen meenemen
De argumenten ten grondslag liggen aan het verkiezen van de auto voor korte ritten boven de fiets betreffen de positieve aspecten van autorijden, maar op een andere manier dan het geval was bij de argumenten pro-fiets. De auto lijkt te worden verkozen boven de fiets om oncomfortabele situaties te vermijden (men wil niet nat worden, men wil niet moe worden van het fietsen van een lange afstand, men wil zich niet sociaal onveilig voelen etc.) en om redenen van tijdgebrek (ketenverplaatsingen). Dat het de automobilist in de situaties dat hij/zij de auto neemt makkelijk wordt gemaakt wat betreft parkeergelegenheid en parkeerkosten, werkt ook sterk mee in de keuze voor de auto.
Daarnaast blijkt dat de auto een andere functie heeft voor mensen die (vrijwel) altijd de auto pakken dan voor mensen die autogebruik en fietsgebruik afwisselen op de korte rit. Hoe meer men de auto uit gewoonte ‘pakt’, hoe meer comfort een rol speelt in de keuze voor de auto. Mensen die minder automatisch in de auto stappen, benadrukken meer de praktische functie van autorijden: handig als je veel boodschappen mee moet nemen.
“Ik ga fietsend naar mijn werk omdat er goede fietsenstallingen zijn”
Slechte weersomstandigheden spelen vrijwel altijd een rol bij de keuze van de auto. Maar sommige argumenten worden vaker aan een bepaald ritmotief gekoppeld dan andere. Zo is de aanwezigheid van voldoende (gratis) parkeerplaatsen vooral een argument om de auto te nemen bij boodschappen doen, woon-werkverkeer en bij sporten. En zijn ketenverplaatsingen, gecombineerd met tijdgebrek vooral een argument om de auto te nemen bij halen en brengen van kinderen, woon-werkverkeer en boodschappen doen. Sociale veiligheid (niet willen fietsen in het donker) is een argument in het voordeel van de auto bij met name het halen en brengen van kinderen, woonwerkverkeer en sporten. En het moeten vervoeren van veel spullen is vrijwel uitsluitend bij boodschappen doen een reden om de auto te nemen. De aanwezigheid van fietsenstallingen is een reden om de fiets te pakken bij met name woon-werkverkeer, sporten en uitgaan. En “het goede voorbeeld geven” is alleen bij het halen en brengen van kinderen doorslaggevend om de fiets te nemen.
Bron: http://www.fietsberaad.nl/library/repository/bestanden/vrepertoire.pdf
No Comments to "Onderzoek van Rijkswaterstaat naar de redenen waarom mensen een bepaalde vervoerswijze kiezen voor verplaatsingen korter dan 7,5 km"